Je begint een armbandje door een knoop te leggen in de afgemeten draden. Zoals ik al zei bij het verbruik, doe ik dat op ca 12 cm. De knoop bevestig je met een veiligheidsspeld op een kussentje of op een doek die je om je been heen kunt knopen. Als je een broek aan hebt van een stevige stof, zoals een spijkerbroek, kan je het daar ook op vastmaken als je het kussentje of de doek even niet bij de hand hebt. Niet in je vel prikken met de speld!
Daarna ga je knopen. Als je de gewenste lengte hebt bereikt, werk je het armbandje af door de draden enigszins evenredig in driëen te verdelen en verder af te vlechten. Leg daarna een knoopje aan het eind van de vlecht. Haal nu de beginknoop los en vlecht ook deze draden. Met deze vlechten kan je het armbandje om je pols vastbinden.
Vaak kan ook een ander begin worden gebruikt als je patroon bestaat uit even aantallen draden van dezelfde kleur. De draden worden dan niet apart geknipt, maar de dubbele lengte van de draden wordt genomen en deze worden dan dubbelgevouwen. Met andere woorden, als een patroontje zou bestaan uit twee blauwe, twee rode en twee gele draden van een meter, neem dan een blauwe draad, een rode draad en een gele draad van twee meter en vouw deze dubbel. Maak bij de vouw een knoop: hiermee creëer je een lusje die de ene uiteinde van het armbandje gaat vormen. Ga vervolgens knopen tot de gewenste lengte, verdeel dan het aantal draden in tweëen en maak hier twee(!) vlechtjes van. Met deze vlechtjes kan je dan een knoopje door het lusje maken. Leuk is het natuurlijk ook om het lusje te verfraaien door de draden voorafgaand een beetje om elkaar te draaien.