Op deze pagina’s laat ik je de stappen van het gebalanceerd mozaïek breiwerk zien aan de hand van de patronen die op de pagina met de uitleg staan (klik hier). Download ze beide: zowel de ‘ingekorte’ volledige versie als het deelpatroon met de reguliere breisymbolen. Lees ook de instructies van de breisymbolen goed en let goed op het verschil tussen voorkant, achterkant en werkkant!
Klik bij de onderstaande tutorial op de kleine plaatjes om ze volledig te zien.
- De opzet en rij 1: dat is deze pagina
- Rij 2: klik hier om naar de pagina te gaan
- Rij 3 en 4: klik hier om naar de pagina te gaan
De video’s
Ik heb voor deze tutorial ook video’s gemaakt. Klik hier voor de link voor de volledige afspeellijst of kijk onderaan deze pagina.
Stap 1: de opzet en rij 1
De opzet
Je kunt in principe de opzet gebruiken die je voorkeur heeft, maar ik gebruik het liefst de tijdelijke opzet met een hulpdraad. Hiermee heb je nooit het probleem dat je een te losse of te strakke opzet hebt. Vooral met deze techniek, waarbij het breiwerk door de vele afhalingen toch wordt ingetrokken, loop je het risico dat je opzet te los(!!!) wordt, waardoor de onderrand gaat golven. Meestal is het andersom 🙂 . Een ander voordeel van deze manier van opzetten is dat je de onderkant van je werk op dezelfde manier kunt afwerken als de bovenkant, omdat je later de steken van de opzetdraad kunt opnemen en je dezelfde afwerkmethode als de bovenrand kunt gebruiken.
Ik heb een aparte video in het Nederlands hiervoor (klik hier), maar ik laat het ook nog even snel zien in de nieuwe video voor deze tutorial, en hieronder met de foto’s.
Zet 37 steken op met kleur 1.
Maak een schuifknoop met een hulpdraad (in dit geval de witte draad) en je werkdraad die je gaat gebruiken voor je eerste toer. Zet de schuifknoop op je naald. Dit telt niet(!) als een steek.
Drapeer de werkdraad over je duim en de hulpdraad over je wijsvinger.
Breng de naald van bovenaf onder de werkdraad door. Je hebt nu een lus op je naald staan die telt als de eerste steek.
Breng de naald nu over de hulpdraad heen en ga er onderdoor (foto 1 en 2), ga door onder de werkdraad door (foto 3), ga met de naald naar boven over de werkdraad door en onder de hulpdraad door naar boven (foto 4 en 5). Je hebt nu 2 steken op je naald staan. Herhaal dit steeds tot je 37 steken hebt gemaakt.
Als je alle steken hebt gemaakt draai je de naald om. Drapeer de hulpdraad zo over je werkdraad dat de laatste steek op je naald ‘verankerd’ wordt.
Toer 1, heengaande toer
Nu gaan we toer 1 breien, zowel de heengaande als de teruggaande toer, in kleur 1.
Hier zie je hoe je rij 1 breit (klik op het plaatje). In deze versie met de breisymbolen zie je van elke steek hoe je ze moet breien, en je ziet beide toeren: heen en terug. Je begint rechtsonder.
Je begint met een afgehaalde steek met de draad aan de achterkant van het werk (zie ook de uitleg van dit breisymbool met het V-tje), en vervolgens brei je 36 steken recht (de lege hokjes).
Hier zie je hoe de eerste steek wordt afgehaald.
Brei de volgende steken: op de foto’s zie je steek 2 en 3 van de toer.
Een tip: zorg ervoor dat de hulpdraad altijd onder aan de linker naald blijft zitten. Vooral als je veel steken het opgezet, en die op de kabel van je rondbreinaald zijn gekomen, dan kan het bij het verschuiven van de steken van de kabel naar de naald gebeuren dat de steken gedraaid op de naald komen. Dus draai dat altijd weer zo dat alles netjes op de naald komt te zitten.
Een andere tip: trek niet aan de draad tussen je zojuist gebreide steek en de steek die je nog moet gaan breien. Als je dat wel doet krijg je lelijke lussen!
Hier hebben we gebreid tot we nog 4 steken op de linker naald hebben. De schuifknoop telt niet mee!
Laat de schuifknoop van je naald glijden nadat je je laatste hebt gebreid. Doe een steekmarkeerder in de lusjes van je schuifknoop, zodat je de hulpdraad niet per ongeluk uit het werk kan trekken. Je kan de hulpdraad nu ook afknippen, maar neem flink wat extra lengte, zodat de steken vrij ruimte hebben als je bijvoorbeeld de breedte van je werk wilt meten. Maak ook aan dit afgeknipte uiteinde een knoopje met een steekmarkeerder erin. Als je steken van de hulpdraad afschuiven trekt het werk zich gewoon uit en ben je het gedane werk kwijt.
Toer 1, teruggaande toer
In de teruggaande toer aan de verkeerde kant van het werk begin je met een averecht afgehaalde steek met de draad aan de achterkant (verkeerde kant) van het werk. In dit geval is dat dus naar de kant waar je aan werkt.
Je haalt de 2e steek averecht af met de draad aan de voorkant (goede kant) van het werk (zie de regels voor het maken van de eerste 2 randsteken op de vorige pagina!). Je moet daarvoor dus eerste de draad naar de voorkant (goede kant) van het werk brengen.
In deze eerste rij zijn het alleen maar steken in kleur 1. Je breit de rest van deze toer nu zoals beschreven bij de regels voor gebalanceerd mozaïek breiwerk voor de achterkant op de vorige pagina. Dus je begint met 1 steek recht, de volgende steek haal je averecht af met de draad aan de voorkant van het werk, en dat herhaal je tot je nog 2 steken over hebt. De laatste steek is dus een gebreide steek. Dit is je check! Als deze laatste steek een afhaling was, heb je ergens een fout gemaakt. Hierna nog even met de foto’s.
Op foto 1 zie je dat de 3e steek (die telt als de 1e patroonsteek) recht wordt gebreid. Laat de draad aan de goede kant van het werk (foto 2), haal de volgende steek averecht af met de draadnog steeds aan de goede kant van het werk (foto 3), en herhaal dat steeds: 1 steek breien, 1 steek afhalen.
Hier zie je op foto 1 nog 5 steken op de linkernaald. Dat zijn nog 3 patroonsteken en 2 randsteken. Bij foto 2 wordt de laatste patroonsteek gebreid.
Nu ga je de 2 laatste randsteken doen zoals beschreven bij de regels voor het maken van de laatste 2 randsteken aan het eind van de toer aan de achterkant van het werk. De voorlaatste steek is dus een afgehaalde steek aan de voorkant van het werk, de laatste steek brei je averecht! Zie je in de patroontekening ook dat in het laatste vakje geen punt staat? Dat betekent dat dit een averechte steek is! Lees de uitleg bij de breisymbolen eventueel nog eens na. Hierna dus even weer de foto’s.
Op foto 1 zie je dat de draad nog aan de goede kant van het werk zit, dus die hoef je in dit geval niet te verplaatsen. Op foto 2 wordt de voorlaatste steek averecht afgehaald. Op foto 3 zie je dat de draad weer naar de achterkant (de verkeerde kant) van het werk wordt gehaald zodat je de laatste steek averecht kan breien (foto 4 en 5).
De patroontekening hier laat deze toer zien in de ingekorte versie (klik weer op het plaatje).
In de ingekorte versie zie je maar 1 rij getekend. Je ziet aan de zijranden de randsteken, waarvan je weet hoe je die altijd maakt. Je ziet vervolgens hoeveel steken er na de eerste 2 randsteken moeten worden gebreid: 33 stuks. Daarna volgen weer 2 randsteken. Je weet ook hoe je de toer terug moet breien als je de regels volgt.
Als je dus de regels voor gebalanceerd mozaïek breien volgt, heb je dus eigenlijk alleen maar een plaatje nodig. En het is natuurlijk handig als je ziet hoeveel steken je moet breien, zoals je in mijn patroontekeningen zult zien. Dat scheelt gewoon veel telwerk.
Rij 2
Dit was simpel en met slechts 1 kleur, maar nu gaan we de volgende toer met kleur 2 doen, waar alvast een stukje patroon verschijnt.
Kijk daarvoor op de volgende tutorial pagina (klik op deze regel).